

Welke van onze collecties zijn het meest geschikt voor online impulse sharing?
Over welke van onze collecties praten mensen het meest online?
Deze twee vragen stonden centraal in een serie proefprojecten op kleine schaal in Tyne & Wear Archives & Museums(TWAM) met een duur van 6 maanden.
De proef waar ik het over ga hebben richtte zich op boeiende historische fotografie (fotografische collecties, geen foto’s van voorwerpen). Zeer visuele en krachtige archieffoto’s.
Met gebruik van onderstaande voorwaarden, werden de fotografische collecties zorgvuldig geselecteerd en gedeeld in Flickr, Facebook en Historypin. Ik zal alleen aan onze uitkomsten van de eerste twee sites refereren. Het is het zeker waard om meer over Historypin te weten te komen maar het geeft account houders op dit moment nog geen analytische gereedschappen.
Probeer Boeiend te Definiëren
Wij wilden in Flickr beelden delen die direct met ons publiek resoneerden op een emotioneel niveau en zonder context.
“Directe emotionele resonantie” is natuurlijk geheel subjectief. Maar het ging er bij deze proef nou juist om dat er visuele content werd gedeeld waarbij er een antwoord wordt uitgelokt zonder dat er een uitleg nodig was. Beelden die historische belang hebben maar die bovenal boeiend zijn. Waar je mond direct van openvalt. Meteen vreemd, mooi of grappig.
Er werden ook onderschriften gegeven om context te geven en verder te bouwen op het beeld, maar deze kwamen pas als tweede.
Goedbedoelde collecties in museumprojecten kunnen onaangeraakt blijven in een social media platform zoals Facebook of Tumblr. Waarom? Vaak omdat er niet genoeg aandacht is besteed aan iets dat een antwoord uitlokt. De originele content inspireert niet tot interactie die je vaak tegenkomt op het platform.
Neem bijvoorbeeld een afbeelding van een Romeinse urn. Het heeft culturele significantie. Het verhaal achter de as binnenin de urn is fascinerend en tragisch. De gecompliceerdheid van het vakmanschap is voor sommigen ook aantrekkelijk. Maar voor de meeste mensen op Tumblr of Facebook (vooral degenen met geen eerdere affiliaties tot jouw organisatie), zal dit beeld waarschijnlijk niet direct resoneren of intrigeren. Geeft het beeld het responsniveau waar het museum op hoopte?
Zonder deze directheid verliezen we de mogelijkheid om met ons publiek op deze sites te communiceren – hoe rijk de content ook is, of hoeveel we ook kunnen aantonen dat het relevant is voor hun levens.
Dus van welke museumbeelden kunnen we wel verwachten dat ze in deze online ruimtes mensen boeien?
Het korte antwoord, naar mijn idee, is alles dat How To Be a Retronaut zou delen.
De site zelf definieert zich als een tijdsmachine met ‘capsules’ van historische beeldenverzamelingen die elke dag worden geupload. De capsules zijn zorgvuldig uitgezocht en onderverdeeld. Ze zijn specifiek voor een bepaalde tijd, evenement of moment. Verlaten New Yorkse filmtheaters. Gevangenisfoto’s van arme Victoriaanse criminelen. Kleurenfoto’s van Egypte in de jaren ’20 van de 20e eeuw. Joegoslavische oorlogsherinneringen. De laatste overlevende getuige van de moord op Abraham Lincoln.
Het is een populaire site die gemiddeld zo’n 30.000 bezoekers per dag trekt, en meer dan een miljoen per maand. Elke capsule wordt gemiddeld duizend keer gedeeld door bezoekers. De reikwijdte voor elke capsule is bijna niet te berekenen.
Deze beelden zijn de dingen die musea en archieven in overvloed hebben. Dus als we even subtiel over de eindeloze copyright vraag heenstappen, waarom bereiken musea maar een fractie van dit publiek met hun online collecties?
Child Wild van How To Be a Retronaut heeft de volgende suggestie, “(Musea en archieven zouden) de geschiedenis moeten vergeten en over inbeelding gaan nadenken. (Focus op) de beelden die magie en sublimiteit bevatten. De beelden die tijdmodellen van mensen overhoop halen en deze stuk maken. Al kijkende naar deze beelden, zouden kijkers eeuwigheid moeten tegenkomen en hun eigen sterfelijkheid.”
Je kunt de volle presentatie hier bekijken (probeer het klapperende marmergeluid te negeren. Dat is zijn bril die tegen de lapel microfoon aankomt).
Het model van How To Be a Retronaut is krachtig omdat de capsules onberispelijk worden gepresenteerd. De beelden zijn met de hand uitgezocht, de thema’s zijn heel specifiek en goed uitgedacht. In plaats van een groter aantal beelden die allemaal refereren aan een algemener thema, snappen ze hier dat de kracht van de inhoud in bepaalde niches ligt. Niches die zijn ontworpen om de menselijke intrige op te wekken. Om je verbeelding te roeren, waarbij er geen eerdere kennis of interesse nodig is.
Denk bijvoorbeeld ‘Abandoned Russian Gun Ship’ in plaats van ‘Russian Gun Ship in World War 2’. De tweede titel is duidelijk historisch, de eerste vraagt om verdere ontdekking. ‘Abandoned Russian Gun Ship’ roept beelden op van de mensen die erop werkten, waardoor de beelden direct in mysterie of leed worden gewikkeld, zodat de kijker graag vragen over dit verleden zal stellen.
Hoe kunnen musea, bibliotheken en archieven creatiever worden met thema’s en het presenteren van online collecties?
Sta Impulse Sharing toe
Bloggers zoeken naar boeiende fotografie. En wij willen dat ze onze beelden gebruiken.
Micro-blogging platforms zoals Tumblr baseren zichzelf voornamelijk om impulse sharing en spreidbare content. De site maakt het zo makkelijk mogelijk dat gebruikers de berichten van andere gebruikers kunnen “rebloggen.”
Impulse sharing vereist makkelijk toegankelijke content. De beelden die we hebben geupload op Flickr waren downloadbaar en gratis opnieuw te gebruiken als onderdeel van het Commons project. (Dit gold niet voor onze beelden in Facebook. Wij zijn minder geïnteresseerd in het zien van hoe de beelden van Facebook ons aanmoedigen om meer van het web te hergebruiken. Een toekomstige proef zou goed de voordelen hiervan kunnen onderzoeken).
Wij ontdekten dat zo gauw een blogger even een beeld van onze Flickr site haalde en het deze in zijn of haar blog stopte (en bijna altijd een credit en backlink aan TWAM gaf), dit snel sharing activiteit losmaakte binnen dat platform. Dit werkte vooral goed in Tumblr.

Je zult zien dat dit beeld ‘930 notes’ heeft. Een groot aantal van deze opmerkingen zijn ‘vind ik leuk’ klikken en commentaar van andere Tumblr gebruikers. Echter, 300-400 van deze opmerkingen zijn ‘reblogs.’ Als we ons even snel bedenken dat elk Tumblr account een gemiddelde van 50 volgers heeft, kunnen we makkelijk inschatten dat dit beeld minstens 20.000 keer is bekeken. En dat is maar één beeld in een blogging platform. Het is goed mogelijk dat dit geldt voor alle 300 beelden die we op Flickr hebben gedeeld.
How To Be a Retronaut merkte onze gratis beelden op Flickr op en hebben tot nu toe 3 capsules van onze collecties op hun website gezet. De capsules zijn meer dan 2000 keer gedeeld.
Een sleutelelement van onze proef met Flickr Commons was dat het massaal delen van beelden vaak alleen mogelijk werd als een gebruiker de context van de foto definieerde of opnieuw definieerde. Een context die je anders nooit bij een fotografische collectie had toegevoegd. Het beste en grappigste voorbeeld is My Daguerreotype Boyfriend Tumblr site- ‘Where early photography meets extreme hotness’. Tienduizenden gebruikers bezoeken deze site.
Het toestaan van hergebruik ging niet alleen maar om het aantal mensen die onze inhoud bekeken. Het ging er ook om dat ons publiek de waarde van de content opnieuw kon definiëren.
Verken het Direct Persoonlijke
Wij wilden heel graag de potentie van Facebook testen voor crowdsourcing verhalen en informatie over onze fotografische collecties.
Ook al zijn beiden krachtige platformen voor het delen van foto’s, realiseerden we ons dat het publiek van Flickr en Facebook heel verschillend is. Flickr is serieuzer als het gaat om fotografie. Facebook is meer gericht op de verbinding van de foto met de identiteit en relaties van een gebruiker.
We pasten onze richting lichtelijk aan op directe emotionele resonantie, en kozen er daarom voor om museumbeelden te delen die direct persoonlijk waren voor een gedefinieerd publiek.
Dit is natuurlijk geheel subjectief. De collecties van alle musea zijn altijd wel persoonlijk relevant voor iemand. Onze kijk op ‘direct persoonlijk’ ging over een vrij groot en makkelijk te bereiken publiek die de relevantie voor hun identiteit op Facebook zou begrijpen.
Nostalgie en een gevoel van plaats is een krachtig richtpunt voor veel Facebook gebruikers. Dit werd duidelijk gemaakt toen we de Facebook groepen ‘Old Pictures of Newcastle East End’ (4,926 leden) en ‘Old Pictures of Newcastle West End’ (5,204 leden) ontdekten. Beiden worden beheerd door enthousiaste Facebook gebruikers en zijn helemaal niet verbonden met een cultureel erfgoed organisatie. Een paar honderd beelden waren op de sites te zien, naast duizenden gearchiveerde conversaties die waren geïnspireerd door de foto’s. (Het is goed om nog even te zeggen dat geen van de sites nog veel bijgewerkt wordt).
Er is duidelijk een markt op Facebook voor oude foto’s die een sterke connectie hebben met het verleden van iemand.
Wij maakten de Newcastle fotosites na en startten de Facebook pagina ‘Old Photographs of Sunderland’. Beelden van steden, gebouwen, straten, scholen, werkplekken en iconische industrieën van Sunderland van de afgelopen 150 jaar. Foto’s waarvan we wisten dat die een snaar zouden raken bij een bepaald en potentieel groot publiek (Sunderland werd tot Facebook hoofdstad van de UK uitgeroepen in 2010), en foto’s die mensen zouden aanmoedigen tot het schrijven van verhalen.
De pagina de algemene naam ‘Old Photographs of Sunderland’ geven met geen overduidelijke referentie naar TWAM, had als doelstelling om alles wat democratischer te maken. We startten een toegewijde pagina op in plaats van het delen van de content als album binnen het Sunderland museum Facebook profiel. Het verbergen van de content binnen een profiel maakt het minder makkelijk op te zoeken, en zonder een eigen merk is het niet meteen te begrijpen.
We gebruikten een £300 Facebook advertentie om de site te promoten aan iedereen die binnen 16 km van Sunderland woont.
De respons was positief, met 450 mensen die de pagina leuk vonden binnen 6 mensen. Daarnaast werden er honderden verschillende conversaties gestart over de beelden (NB- geen een conversatie op het ‘Discussie’ tab!). Kleine gemeenschappen onstonden, met een vast aantal volgers die een informele administratie rol aannamen. TWAM hoefde zich er bijna nooit in te mengen om op vragen te antwoorden.
Veel gebruikers spraken offline met vrienden en familie om lokale kennis op te zoeken die ze dan weer terug konden koppelen naar de site. Andere volgers kwamen in aanraking met de site nadat ze waren gezien in de beelden en mensen ze hiervan op de hoogte hadden gebracht. Zij gingen naar de pagina om zichzelf te taggen in de foto’s en informatie te delen:
De fotografen waren succesvol in het engageren van een publiek op Facebook omdat ze direct en persoonlijk gericht waren op een gedefinieerde en grote gebruikersgemeenschap. Ze konden begrijpen waarom wij de content met hen wilden delen; er was geen grote verbeelding of begrip van hen voor nodig.
Welke mogelijkheden zijn er voor waardevolle verbindingen tussen een museum collectie en Facebook? Of, als expliciete persoonlijke relevantie het belangrijkst is, welke thema’s naast nostalgie en gevoel van plek raken dan een snaar bij een Facebook publiek die jouw museum nog niet volgt?